Persoonlijk zou ik nooit een board kopen bij een online winkel, omdat ik het board wil voelen. Je wilt weten wat je koopt. Klopt de shape wel, is de nose ook lang genoeg en so on. Tevens kun je in een fysieke shop een bakkie doen, hebben de mensen die daar werken ervaring en weten zij wat goed is. Dit zijn de mensen die zelf ook skaten.
Het belangrijkst vind ik misschien wel dat een shop skater-owned is en dat de winkel iets terug doet voor het skateboarden in het algemeen. Hebben ze een team, organiseren ze wel eens een wedstrijdje, gaan ze wel eens op trip enzovoorts. Winkels die het skateboarden echt supporten, online of offline.
Skateboarden was vroeger echt een import sport. Amerika bepaalde wat vet was en probeerde die producten ook in Europa te verkopen. Tegenwoordig is dit flink veranderd. Hoe is die verhouding tegenwoordig?
Het is nu 50-50 denk ik? Ik kan natuurlijk niet voor alle merken spreken. Maar je ziet dat steeds meer merken ook in Europa een eigen kantoor openen. En dat heeft ook een reden. Vroeger keken we op naar een Tony Hawk, Andrew Reynolds en alle andere pro’s uit de USA, maar dat is nu wel een stuk minder geworden. De Europese riders zijn veel belangrijker geworden, maar ook de riders op nationale schaal. Een kid in Amsterdam kijkt misschien wel meer op tegen de local hero die elke dag keihard knalt op Olympiaplein dan een Paul Rodriguez uit Amerika. Sommige kids weten niet eens wie dat is. Daar komt dat stukje social media weer om de hoek kijken. Een Robbin de Wit zal meer fans hebben in de regio Rotterdam dan P-Rod.
Zal er ooit nog eens een moment komen dat Europa groter gaat worden dan Amerika?
Nee dat denk ik niet. Ik denk dat ze elkaar aanvullen. En vergeet niet, skateboarden is ontstaan in Amerika, daar ligt ook de heritage. Dus de industrie ligt daar gewoon voor op Europa. Maar ik denk dat Europa wel een goede en eigen industrie kan voortbrengen en dat we meer en meer Europese pro’s zullen gaan zien.
Check ook deze Wallpaper van Bas Janssen
Bas Janssen, backside nosegrind over het gat onder de coping / foto: Rob Rouleaux